Het doet me deugd dat Mozafar nog in een gedicht wordt herinnerd.
Over obsessieve beelden gesproken, ik maakte afgelopen dagen zo’n beetje mijn
eerste officiele videoclip. De oplettende kijker zal zien dat Nick hier in
zijn geheel figureert als de schreeuw van Munch:
Komende woensdag verschijnt mijn eerste officiële album op Spotify: The Sound of Wonty Love.
Het is niet van The Stoss, dat is een andere band waar ik deel van uitmaak. Hoewel die naam veelbelovend is, ben ik nog op zoek naar het juiste geluid voor die formatie. Toch denk ik dat dit nieuwe album al een overtuigende openingsclip voor de band kan zijn, met een vleugje van dat Black Hole Sun-gevoel van Soundgarden.
Er zijn mensen die mijn muziek überhaupt niet willen beluisteren omdat ik deels gebruikmaak van kunstmatige intelligentie bij het creëren ervan. Maar zou ik het zelf irritant vinden als plotseling allerlei mensen zichzelf dichters noemen en hun werk met behulp van A.I. vormgeven?
Ik denk van niet. Sterker nog, ik zou het waarschijnlijk toejuichen, want de gedichten die mensen tegenwoordig schrijven zijn vaak zo futloos. Het gaat mij om de kwaliteit van het gedicht; wie het geschreven heeft, maakt me eerlijk gezegd niet uit.
Het argument tegen A.I.-gegenereerde kunst komt bijna altijd neer op arbeid: je hebt niet hard genoeg gewerkt om dit te kunnen maken, en dat gebrek aan inspanning maakt het werk onwenselijk. Maar hetzelfde werd gezegd tegen muzikanten die samplemachines of drummachines gebruikten. Wist je dat men in Engeland de drummachine begin jaren tachtig bijna heeft verboden?
Deze houding van 'Er Moet en Zal worden Gezwoegd' is, denk ik, de christelijke parrhesia bij uitstek. De kunstenaar moet boete doen voor zijn bestaan, hij moet lijden, en uit dat lijden vloeit dan de waarde van het werk voort. Het liefst sterft hij ook nog in armoede, zoals van Gogh, waarna de staat eeuwig geld uit zijn werk kan halen en met de nodige misbaar een deel van dat geld als subsidie aan andere kunstenaars kan retourneren.
Dus nee, ik heb niets met die sentimenten. Voor mij telt of een werk goed is, niet of het door menselijke intelligentie of machine-intelligentie is gemaakt. Die laatste is overigens bijna wonderbaarlijk te noemen: de mogelijkheden die kunstmatige intelligentie ons biedt om nieuwe vormen van creativiteit te verkennen, zijn praktisch onbeperkt. Het stelt ons in staat om grenzen te verleggen en op terreinen te treden die voorheen ondenkbaar waren.
Ik begrijp dat sommigen terughoudend zijn en vasthouden aan traditionele opvattingen over kunst en creatie. Maar innovatie heeft altijd weerstand ontmoet. Denk aan de opkomst van de fotografie, die aanvankelijk werd gezien als een bedreiging voor de schilderkunst, of de elektronische muziek die puristen afwezen omdat het niet 'echt' zou zijn.
Voor mij is kunst een voortdurend evoluerend concept. Het gaat niet om het middel, maar om het resultaat en de impact die het heeft op de toeschouwer of luisteraar. Of een muziekstuk nu is gecomponeerd met een gitaar of met behulp van AI-algoritmen, wat telt is of het iets losmaakt, inspireert of aanzet tot nadenken.
Dus laat de critici maar praten. Ik blijf experimenteren en creëren op mijn eigen manier. Mijn album The Sound of Wonty Love is daar een weerspiegeling van. Het is een samensmelting van menselijke emotie en technologische innovatie, en ik ben er trots op. En ik heb er ook behoorlijk hard aan gewerkt: je moet honderden dingen proberen voor je iets vind wat werkt, en jarenlang je in mastering bekwamen, etc.
Maar voor sommigen lijkt standpuntdopamine de enige richtsnoer. Dat komt op mij nogal beklemmend over.
Martijn Benders,