In de rechtbankpapieren vermeld ik een recensie die ik in 2006 schreef over Erik Menkveld, destijds medewerker bij uitgeverij Van Oorschot. Ik deed dat toen omdat Van Oorschot een ‘recensiewedstrijd’ uitschreef, en ik was oprecht nieuwsgierig naar het waarom ervan – het is immers ongebruikelijk. Ik woonde destijds in Istanboel, kende Menkveld niet en had dus geen enkele rekening met hem of de uitgeverij te vereffenen. Gisteren zag ik als bij stom toeval de recensie weer voorbijkomen op mijn Facebook-tijdlijn van 2010. Ik las het terug en zag dat het gewoon een normale, kundige recensie was die mijn mening over het boek kordaat en eerlijk weergaf:
'Met de meeste hoogachting' van Erik Menkveld
Drie jaar geleden schreef uitgeverij Van Oorschot een wedstrijd uit naar aanleiding van het verschijnen van Met de meeste hoogachting, een brievenboek van Erik Menkveld. Ik had daar wel oren naar en stuurde de volgende recensie nadat ik het boek had ontvangen en gelezen:
Een tijdje geleden zag ik op internet een oproep staan van Uitgeverij Van Oorschot die naarstig op zoek was naar een recensent voor het boek Met de meeste hoogachting van dichter Erik Menkveld. Wat nu, dacht ik, zijn recensenten tegenwoordig al zulke uitgestorven diersoorten dat je ze met een boekenbon moet paaien om over je producten te schrijven? Ik kon destijds niet nalaten even te mailen; Nederlandstalige boeken zijn hier immers moeilijk te krijgen. Zulke gezellige recensiewedstrijden zijn voor mij dan een mooie uitkomst, want een creditcard om boeken te bestellen heb ik niet.
Bijna een maand later brengt de bezwete postbode het recensie-exemplaar aan mijn voordeur, hoog op de heuvel in een buitenwijk van Istanboel. Van Oorschot laat in de bijgaande brief weten dat de 'winnende' recensent in het Boekenblad komt te staan en gratis drie boeken uit het fonds van Van Oorschot mag kiezen. Drie boeken, toe maar.
Er worden wel kwaliteitsrecensies verwacht, zo lees ik. Ik vermoed dat Gerbrandy, Schouten, Jaeggi en Vriezen ook meegaan doen en dat er dus een ware titanenstrijd tussen alle veelbelovende poëzierecensenten zal ontstaan rondom die drie gratis boeken uit het fonds van Van Oorschot. Ik besluit dus, vooralsnog kansloos, om als recenseervlo de strijdbijl op te pakken en sla vol goede moed het boek van Erik Menkveld open.
Menkveld heeft een boek uitgebracht met een twaalftal brieven die door hem zijn geschreven aan allerlei beroemde, inmiddels overleden karakters uit de wereldgeschiedenis. Zo schreef hij brieven aan Boeddha en Ezechiël, maar ook aan bijvoorbeeld Willem Kloos en Martinus Nijhoff. Dit alles naar voorbeeld van de Italiaanse dichter Petrarca die ooit, in een ver verleden, volgens de boekomslag hetzelfde deed.
Dat is meteen het eerste mankement van dit boekwerk: wat de brief als literaire vorm eigenlijk leuk maakt, is dat de brief ook beantwoord kan worden. Wat Menkveld, in navolging van Petrarca, schreef, zijn eigenlijk geen brieven, maar eerder monologen. Een tweede mankement ligt in de keuzes van mensen aan wie Menkevelds brieven zijn gericht: literaire en religieuze reuzen, en niet bijvoorbeeld het meisje dat in de Albert Heijn op de hoek werkt. Dit heeft als gevolg dat de brieven inhoudelijk helemaal niet zo persoonlijk zijn als Menkveld ze graag wil doen lijken: het zijn veilige kijkdoosjes waarin hij zijn literaire smaak aan de wereld etaleert, maar is dat nu een manier om tot literatuur te komen?
Menkveld geeft zelf in zijn boek eigenlijk de clou al uit handen in de brief die hij aan Schumann schrijft. Hij beschrijft hierin uitvoerig een gebeurtenis rond een pianostukje van Schumann dat hem aan het huilen maakte. Een lange monoloog volgt waarin Menkveld filosofeert over, ja, over wat eigenlijk? Over hoe het kan dat een stukje pianomuziek bij hem tranen laat rollen. Tot een antwoord op die vraag komt het niet, maar wel laat Menkveld weten dat Schumann in zijn 'Lijst' staat, de lijst van muziekstukken die op zijn begrafenis afgespeeld zullen worden. "Omdat ik ze wil laten voelen wie ik was," voegt Menkveld dan als een leitmotiv toe.
En het is dat leitmotiv dat als een dikke, rode draad door dit boek heenloopt. Menkveld wil ons laten voelen wie hij is. Niet door ons daadwerkelijk een blik in zijn privéleven te gunnen – nee, de brieven aan ex-geliefden of aan zijn moeder waren naar alle waarschijnlijkheid niet literair genoeg.
Menkveld is eerder de papieren equivalent van de vage kennis die, als je hem met een bezoek vereert, je in een stoel dwingt en vervolgens ongegeneerd zijn hele platencollectie de revue laat passeren. U kent zulke types vast wel. In daadwerkelijke gesprekken zijn zij niet geïnteresseerd. Vandaar ook dat zij liefst met reeds lang overleden subjecten verkeren. Die luisteren tenminste aandachtig naar hun monologen.
Met de meeste hoogachting is dan ook vooral een boek dat interessant is voor mensen die geïnteresseerd zijn in de persoon Erik Menkveld. De laatste brief in het boek richt hij dan ook aan zijn drie kinderen, om hen alvast voor later te laten zien wie pappa eigenlijk is. Dat mag aandoenlijk zijn, op zichzelf, maar het levert mijns inziens nauwelijks interessante literatuur op. De monologen zijn daarvoor simpelweg niet diepgravend genoeg, de onderwerpen te conventioneel, de invalshoeken te belegen.
Zo eindigt zijn brief aan Boeddha bijvoorbeeld met de gedachte dat hij, als westerling, moeite heeft met geloven. Jammer alleen voor Menkveld dat twee minuten op Google zelfs al genoeg is om te ontdekken dat zijn hele verhaal rond 'Sammaditthi' niet helemaal klopt. En dat was nu net de hele invalshoek waarop de brief aan Boeddha gebaseerd was, op dat idee dat 'Sammaditthi' een geloofsvereiste is. Een gemiste kans, dus eigenlijk, en die indruk had ik eigenlijk consistent van het begin tot het einde van dit boek.
M.H. Benders
Aldus de vermalijde recensie – ik heb er nooit een antwoord op gekregen, ook geen afwijzing of zo. Zover ik weet was het de enige recensie die naar de wedstrijd werd ingestuurd. Zo zie je maar weer, alleen met wedstrijden meedoen die onder auspiciën staan van een notaris!
(Dat geldt voor mij ook voor literaire prijzen: ik doe alleen mee als er een notaris betrokken is die de gang van zaken controleert, en als er geen ‘geheimhoudingscontract’ voor de juryleden geldt – met andere woorden: ik doe aan het huidige prijzencircus niet mee.)
Ik ben niet het soort persoon dat na iemands dood gaat zitten huichelen over een geweldige vriendschap die ik met iemand zou hebben gehad – Ik heb Menno een keer of vier ontmoet, hij reisde een keer 200 kilometer om naar een feestje te komen destijds in mijn caravan op de Zwarte Bergen. Hij zag me meer als een soort curiositeit, een paradijsvogel, een vreemde snuiter; daarom had hij interesse in me. Een vriendschap was het nooit echt, hoewel we soms met elkaar gingen chatten. Wel hield hij van mijn werk en liet hij soms weten jaloers te zijn op het gemak waarmee ik schreef.
Het is nu al bijna zeven jaar geleden dat hij stierf. Waarom heb ik zo lang gewacht om dit boek te kopen? Waarschijnlijk vanwege die sticker, want dat was precies het programma waar hij nooit mocht komen en waarop ook na zijn dood geen item te zien was. En een 'literair agent' vertelde me dat dat was 'omdat hij te dikke wenkbrauwen had voor televisie.' Gelukkig dat ze de sticker toch nog even konden slijten. Ik heb hem van het boek afgekrabd.
Ik kan nu met meer afstand beter beoordelen hoe goed Menno’s werk was. Het antwoord is: bijzonder goed. Vroeger vond ik hem vaak een soort doodgraver, maar toen zag ik nog niet genoeg hoeveel humor er eigenlijk in zijn werk zit. Het zijn erg goede gedichten; niet elk gedicht is even sterk, maar over het algemeen is het niveau hoog.
Human Alert, met Wigman op drums
Wat wel jammer is: de mensen die bij dit boek betrokken waren bedoelen het waarschijnlijk goed, maar in een echt werk van liefde zou je toch niet een deel van zijn bestaan weglaten. Menno was drummer in een punkband, Human Alert. Maar er wordt met geen woord over dit schaduwbestaan van Menno gerept, en dat terwijl het zo wezenlijk voor hem was; hij was echt een drummer, kadans was alles voor hem. Ik ken weinig dichters die zo godvergeten strak konden dichten. Goede punkband ook, trouwens.
Dat vind ik dan jammer, zeker nadat je die sticker van het boek hebt moeten krabben, die er ook nog als een virus niet zonder resten af gaat.
Het is wel een nette uitgave, met een iets te groot en fantasieloos lettertype, dat wel. DWDD was het programma van Joost Zwagerman, die Wigman als zijn aartsvijand beschouwde. Dit had iets te maken met het feit dat Zwagerman ooit Menno's vriendin had afgepikt of iets dergelijks. Een sticker van dat programma op het boek is dus onsmakelijk. Het verzwijgen van zijn punkverleden vind ik ook jammer.
Toch zou ik het boek zeker aanraden vanwege de geweldige gedichten. Ondanks deze minpunten blijft Menno’s werk indrukwekkend en uniek in zijn precisie en ritme.
Martijn Benders, 01-11-2024
(Het is ook op een of andere manier weer zo….christelijk…om zoiets weg te moffelen)