De rechtszaak tegen het letterenfonds
...dat weer zwaait met de (zogenaamde) toverformule over subjectiviteit....
Hoe verliep de rechtszaak tegen het Letterenfonds? Om 15.40 zou die beginnen, maar er was nog niemand van het Fonds te zien. Ze bleken na enige zoektocht om de hoek bij een verkeerde deur te zitten.
De uitspraak is binnen zes weken. De rechter (Joyce Lie, ook wel bekend als Judge Joyce) en de griffier kwamen gedegen en integer op me over. Ze leken oprecht geïnteresseerd in de zaak die voorlag.
Wel vond ik het vreemd dat de bestuursrechtadvocate die vanuit het Letterenfonds mailde, nergens te bekennen was. Ik had naar haar statuut gevraagd, maar geen antwoord op gekregen. Daarom maar niet gekomen? Het antwoord op mijn op tijd ingeleverde juridische onderbouwing kreeg ik pas tijdens de rechtszaak overhandigd, terwijl het Letterenfonds zowel mijn juridisch betoog als mijn brief van tevoren had gekregen. Dat vind ik een vreemde gang van zaken. Ik heb me dus niet op dat antwoord kunnen voorbereiden, jammer, want het stond weer vol met de grootste onzin.
Een goochelpropje. Dat zie je bij bepaalde bestuurders snel het oor in schieten tijdens rechtszaken over schrijvers. Zegt een schrijver bijvoorbeeld dat hij vijf keer op rij door een christen werd behandeld, dan roept het Letterenfonds ‘er zitten geen vijf christenen in deze adviesraad’ en lijkt het al bijna op een heuse uitwisseling, op de feiten na dan, natuurlijk, want ik had het niet over deze adviesraad. En als de schrijver zegt: twee eigenaren van een uitgeverij zijn christelijk, dan roept Romke ‘ze hebben geen meerderheidsbelang’, want je hebt immers gezegd DE eigenaar, nietwaar? Zo kun je samen een leuke middag hebben, maar mijn taalgebruik was toch echt correct, het spijt me. Uitgeverij van Oorschot heeft zes aandeelhouders, en de genoemde mensen zijn daar twee van, en dat noem je eigenaren, ook als ze geen meerderheidsbelang hebben.
Het feit dat het Letterenfonds zich richt op het ontbreken van een "meerderheidsbelang" als tegenargument, terwijl je in wezen correct bent in het benoemen van deze mensen als eigenaren, voelt als een ontwijkende manoeuvre. Aandeelhouders, zelfs zonder meerderheidsbelang, zijn nog steeds eigenaren van een bedrijf, en dit is een erkend concept in zowel zakelijke als juridische contexten. Waarom dan juist dit nogal futiele punt aangrijpen om mij de les te lezen? Menno Hartman geeft leiding aan Uitgeverij van Oorschot, dat weet iedereen.
En dan het zogeheten verweer tegen mijn onderbouwing, waar men weer kwistig smijt met de toverformule ‘kwaliteit is subjectief’. Daar dan toch nog enige woorden over.
Laten we ons een worstendraaimeester voorstellen. Vindt die de kwaliteit van de worst subjectief? Welnee, integendeel, hij gaat schuimen om de mond bij het idee.
Maar, maar... als je dan vijf worstendraaimeesters bij elkaar zet, en die gaan allemaal bekvechten over de kwaliteit van de worst, dan is die kwaliteit toch subjectief? Welnee, ze maken allemaal hele goede worsten, want het zijn meesters. Dat ze onderling van mening verschillen, hoort bij dat meesterschap.
‘Jongens, jongens, kwaliteit is subjectief!’ Dat zijn de woorden van de leraar die orde moet scheppen in dit worstendraaiersgilde. Stop met dat gekibbel! Kwaliteit is subjectief, en bovendien afhankelijk van elkaars mening (of hoe heet dat dure woord ook alweer... intersubjectief? Ik weet het niet meer. Het klinkt in elk geval alsof je iets diepzinnigs hebt gezegd.)
En bij het Worstendraaiersgilde, hoort daar boven de deur te staan ‘Alle Worst is Subjectief’? Alleen als het een wel heel dystopisch gilde is. En dat is het Letterenfonds helaas ook: een organisatie die is blijven hangen ergens in de Middeleeuwen, met een almachtige figuur achter een verduisterd laken die noch door de lezers noch door de schrijvers kan worden gecontroleerd en almacht heeft over je salaris. Angstcultuur, met andere woorden. Iemand met almacht die je niet kunt controleren, heeft zijn vingers op de knip van je portemonnee.
Spannend is het zeker, maar levert het echt goede literatuur op? Dat waag ik te betwijfelen. Het levert vooral heel veel stille schrijvers op, en dat zal ook de bedoeling zijn geweest van de constructie.
In mijn geval gaat het niet een nieuwe aanvraag opleveren, want ik hang het Letterenfonds aan de wilgen. Iemand vroeg me laatst: waarom vraag je in hemelsnaam die werkbeurs aan als die ver onder het bijstandsniveau zit? En ik zat even met mijn mond vol tanden. En toen dacht ik: ja, dat is omdat je graag enige trots hebt. Dat je kunt zeggen: ik heb een werkbeurs, in plaats van: ik heb bijstand. En daar had ik blijkbaar zoveel voor over dat ik erbij inschoot, ook dankzij die gekleurde beoordelingen, natuurlijk.
Niet genoeg goochelpropjes in de oren, misschien. Wat zegt u, blijstand? Maar over die worstendraaierij gesproken en de befaamde kwaliteit, ik heb gratis en voor niks voor het Letterenfonds hun ‘kwaliteitsriedel’ doorgelicht, ik zal het hieronder plakken. Het echte antwoord is namelijk: je weet niet of iets subjectief is of niet. Niet ‘het is subjectief’, dat is de mening van een overijverig ambtenaar die niet al te veel kaas van kunst heeft gegeten.
Problematische formulering in de richtlijnen van het Letterenfonds
In de Richtlijnen bij de beoordeling van Literaire Werken staat deze zinsnede: "Wij zijn ons er terdege van bewust dat een kwaliteitsoordeel over een artistieke prestatie, zoals een literair werk, subjectief is". Een passage die de indruk wekt van een getraumatiseerde klacht. Het lijkt alsof het Letterenfonds reageert op een storm van kritiek over onrechtvaardigheid in hun beoordelingspraktijken. Hier is waarom dit woord op die plek vreemd is:
1. Overmatige nadruk suggereert defensiviteit:
Het woord 'terdege' betekent 'zeer goed', 'grondig' of 'ten volle', en legt een sterke nadruk op het bewustzijn van de subjectiviteit. Deze overmatige nadruk kan overkomen als defensief, alsof het Letterenfonds zichzelf moet verdedigen tegen eerdere beschuldigingen van partijdigheid of onrechtvaardigheid. Het creëert een toon van zelfrechtvaardiging die ongebruikelijk is in formele richtlijnen. Dat het toch in deze formele richtlijnen wist op te duiken is merkwaardig.
2. Impliciete erkenning van kritiek:
Door expliciet te benadrukken dat men zich 'terdege' bewust is van de subjectiviteit, lijkt het alsof het Letterfonds impliciet erkent dat er problemen zijn geweest met hun beoordelingsprocessen. Het suggereert dat ze eerder kritiek hebben ontvangen en nu proberen te verzekeren dat ze zich volledig bewust zijn van mogelijke vooroordelen.
Maar dat is nog lang niet het grootste probleem. Het grootste probleem is hier dat ‘elke weging van kwaliteit is subjectief’ een typische amateurmening over literaire processen is. Een muziekkenner noemt de werken van Bach niet ‘subjectief’ en het oordeel daarover ook niet. Het correcte standpunt in deze vanuit het oogpunt van de expert is ‘ik weet niet of het oordeel subjectief of objectief is’, waarna de tijd zijn werk doet en de kwaliteit van het oeuvre zich steeds meer zal bewijzen.
De huidige formulering impliceert dat alle beoordelingen gelijk zijn, ongeacht de deskundigheid van de beoordelaar. Dit minimaliseert de rol van professionele critici en literatuurwetenschappers, wier ervaring en kennis essentieel zijn voor het onderscheiden van kwalitatief hoogstaande werken. Het suggereert dat er geen verschil is tussen een oppervlakkige mening en een geïnformeerde analyse, wat de waarde van het beoordelingsproces devalueert.
5. Risico op relativering van kwaliteit:
Door kwaliteitsoordelen als puur subjectief te bestempelen, opent het Letterfonds de deur naar relativisme, waar geen enkele maatstaf nog relevant is. Dit kan leiden tot een situatie waarin elk werk als even waardevol wordt beschouwd, ongeacht de daadwerkelijke literaire merites. Het ondermijnt het vermogen om excellentie te herkennen en te belonen, wat juist een kernfunctie is van het Letterenfonds.
Conclusie:
Het gebruik van 'terdege' versterkt een defensieve houding en benadrukt een onjuiste opvatting over de aard van literaire beoordeling. Door te stellen dat elk kwaliteitsoordeel subjectief is, neemt het Letterenfonds een amateuristisch standpunt in dat de professionele integriteit van hun beoordelingsproces in twijfel trekt. Een meer accurate en deskundige benadering zou erkennen dat terwijl persoonlijke interpretatie een rol speelt, er ook objectieve criteria en vakinhoudelijke expertise zijn die bijdragen aan een genuanceerd oordeel.
Aanbevolen herformulering:
"Wij zijn ons ervan bewust dat het beoordelen van een artistieke prestatie, zoals een literair werk, zowel subjectieve indrukken als objectieve maatstaven omvat. Onze beoordelingen zijn gebaseerd op professionele expertise en gevestigde literaire criteria om de kwaliteit van het werk te evalueren."
Deze herformulering vermijdt defensiviteit, erkent de complexiteit van het beoordelingsproces en benadrukt de professionele competentie van het Letterenfonds. Het respecteert zowel de subjectieve als objectieve aspecten van literaire kritiek en bevestigt het streven naar een evenwichtige en deskundige evaluatie.
Veronique schreef op facebook:
LITERATUUR 2024
iemand schreef me zijn idee over literatuur, wat ik mooi vond.
"
Volgens mij is het zo dat literatuur ontstaat waar en waarover dialoog moeilijk of op zijn minst ongemakkelijk of ontoerijkend inzetbaar is.
"
Dit naar aanleiding van een uitspraak van de directeur van het Nederlandse Letterenfonds, die stelt dat literatuur ontstaat in de uitwisseling van de dialoog.
Daar waar de extraverte oppop schrijvers elkaar inzwaaiend ontmoeten met voorgekauwde thema's van de nieuwste universele diversiteitstrend. Grootse uitgeverijen en dit fonds deze dialoog opwinden en afdraaien, in overprikkelde blijeenkomsten,voor het uitkeren van een erbarmelijk lage subsidie stroom naar deze literaire onderdanen. Hun royaal onaantastbaar salaris hier detonaal los van staat. UITerAARD. De ontlezing ergens was begonnen.
Maar die ‘literatuur die ontstaat in de uitwisseling van de dialoog’(welke dialoog? De lezers en adviseurs komen niet eens samen! Er wordt een formuliertje ingeleverd, klaar) staat vooralsnog onder quarantaine van een almachtig figuur achter een zwart gordijn, die weliswaar in mijn geval altijd christelijk bleek en afkomstig van dezelfde uitgeverij, maar belangenverstrengeling is dat natuurlijk niet. Dat is gewoon ouderwets lekkere worst.
Martijn Benders, 24-10-2024