Gemakzucht in de ambtenarij
...zich vermommende als kwaliteitsmanipulatie in de literaire wereld...
De gemakzucht waarmee een formulier uit de kunstwereld werd overgenomen en toegepast op de literaire wereld, weerspiegelt de gemakzucht waarmee ambtenaren een commissie samenstellen die de schrijverij zou moeten vertegenwoordigen, zonder enige democratische of inhoudelijke basis. Deze commissie bestaat uit willekeurige netwerkers, door ambtenaren om onduidelijke redenen geselecteerd, zogenaamd om ‘de literatuur te vertegenwoordigen’. De schrijvers zelf hebben hierin geen enkele stem gehad. Zo vertegenwoordigen deze commissieleden enkel de mening van een paar ambtenaren.
Een klein fragment uit mijn nieuwe bezwaarschrift, want het Letterenfonds blijft hardnekkig de literatuur manipuleren door de inkomsten van schrijvers te beïnvloeden. Een zeer positieve beoordeling van Anneke Brassinga wordt door een debutant, die om mysterieuze redenen op de belangrijkste stoel van Letterland is geplaatst op basis van ‘een ondeugdelijk plan’, naar beneden gehaald. Echter, in de kunstwereld heeft dat ‘plan’ een functie; de expositieruimte neemt anders een risico, een risico dat in dit geval bij de uitgeverij ligt, die dit plan allang heeft goedgekeurd. Er is dus geen enkele literaire reden te verzinnen waarom men dit plan nogmaals zou moeten beoordelen. Een goed schrijver maakt van een slecht plan een geweldig boek. Een slecht schrijver van een geweldig plan een heel slecht boek. Het heeft geen enkele relevantie in een kwaliteitsbeoordeling van het Letterenfonds, omdat deze een monopolist is. Als er dertig andere Letterenfondsen waren en zij zich moesten ‘bewijzen’, zoals bij galeries het geval is, zou het dan wel te begrijpen zijn? Nee, want zelfs dan is de relatie tussen plan en boek te schimmig.
De constructie is duidelijk gemaakt om controle uit te oefenen over de literatuur op onfatsoenlijke wijze, terwijl het letterenfonds geen sturende maar een dienende rol zou moeten hebben. De opdrachtfunctie luidt eenvoudigweg: zorg dat schrijvers betere inkomsten hebben. In plaats daarvan manipuleert men welke literatuur zal floreren en welke tot armoede wordt veroordeeld. Het is niet vreemd dat schrijvers en dichters hier niet graag aan meewerken - iets wat ze zelf toegeven. Ik zou zelf woedend zijn als mijn positieve beoordeling op deze wijze werd geannuleerd door een debutant die op de verkeerde plek zit.
Persoonlijk vind ik het idee dat je schrijvers en dichters tot armoede veroordeelt als ze even een dip hebben überhaupt bizar en sadistisch, zeker als ze ook nog eens op leeftijd zijn. Het is niet zo dat je als je een minder boek schreef ineens minder hoeft te eten. Ik zie geen enkele reden waarom je geen bestaansminimum in die werkbeurzen zou leggen en dan gewoon iedereen hetzelfde bedrag. Het idee dat je een of andere netwerker met een natte vinger over de inkomsten van schrijvers laat jureren als ‘kwaliteitscontrole’ is zo scheef dat het niet zo vreemd is dat men bij de ingang van het letterenfonds een grote rode paniekknop moest installeren. Zij hebben echter nog steeds niet door dat de oorzaak van al die kwaadheid daarbuiten te zoeken is in de onrechtvaardigheid van de eigen methodiek.
Ironisch genoeg proberen ze voor de rechter juist mij van onfatsoen te beschuldigen. We zullen zien of die strategie voor hen zal werken. Pas later kunt u van mij uitgebreide analyses over deze kwestie verwachten, om begrijpelijke redenen, hoop ik.
De laatste levensmomenten van Gorn, onze eerste Atlasmot. Zo’n mannetje leeft slechts een dag of zes, toch ben ik in die zes dagen al een beetje aan Gorn verknocht geraakt.
De andere poppen zijn (nog) niet uitgekomen. Dat lijkt Gorns verhaal van enige tristesse te voorzien, immers, hij heeft zijn ogenschijnlijke doel, de voortplanting, weten missen, en mocht enkel op onze handen rijden en mij zijn mottenstof toewerpen. Atlasmotten eten niet: zij leven een paar dagen en sterven, en dus zijn ze niet erg beweeglijk: ze moeten hun energie sparen voor de ultieme daad.
Dat de mot zich zo inspande mij het stof der oneindigheid toe te werpen beschouw ik dan ook als een grote eer. Dat Gorn paraglijdend door het leven ging en uiteindelijk zijn wilde haren langzaam verloor - och, ik zal er zo een liedje over schrijven.
‘Joe’, Martinus Benders, 2024
Ik beschouw dit als een heel goed schilderij, ondanks dat het een digitaal werk is dat ik in Photoshop heb gemaakt. Zoals Gombrowicz in zijn dagboeken opmerkt: waarom zou je zoveel waarde hechten aan controle over spieren? Hij schreef een hele tirade tegen de schilderkunst die nu actueler is dan ooit, omdat de computer de spierbewegingen kan overnemen.
Waarom zou de controle over spieren zwaarder wegen dan de esthetiek van het werk zelf?
In dit werk zitten duizenden oordelen van mijn kant, allemaal gebaseerd op mijn ervaring: mijn ervaring als kunstkijker, mijn ervaring als designer (kleuren), en mijn filosofische ervaring. Hiermee stuur ik Photoshop aan en creëer ik een werk dat ik als hoogstaand beoordeel. Sommige mensen menen echter dat dit ‘geen echt werk’ is omdat de vermeende spiercontrole ontbreekt. Men hecht dus sterk aan een soort lijdensweg, een wielrennersesthetiek, waarin te weinig zwoegen en te weinig leedvermaak worden gezien als tekortkomingen.
Wat als je, net als ik, door trauma een zenuwaandoening hebt opgelopen waardoor je spiercontrole tekortschiet? (Een van de redenen waarom ik vaker tiepfouten maak) Of als je verlamd bent, mag je dan geen schilder worden? Maar bovenal, zoals Gombrowicz opmerkte: waarom wordt aan spierbeheersing zoveel waarde toegekend en niet aan de zuivere esthetiek?
Tegenstanders van A.I. beweren graag dat ik dit werk niet ‘zelf’ zou hebben gemaakt, maar dat vind ik een uitermate primitief argument, want het is overduidelijk tot stand gekomen middels mijn aanwijzingen.
Dezelfde argumenten werden geuit bij de introductie van samples en drumcomputers (die in Engeland destijds bijna verboden werden) en nog verder terug, bij de introductie van de fotocamera. "Dat werk maakte jij niet zelf maar dat duivelse machientje dat je in je hand vasthoudt!"
Nee, wie de matigheid van de stroom ‘kunstwerken’ ziet die mensen met A.I. fabriceren, weet dat juist de mens hier aan het roer zit: de computer zou het, na al deze tijd, toch hopelijk beter moeten weten.
Martijn 03-06-2024