Allereerst is het opmerkelijk hoe de mechanismen van macht en uitsluiting werken binnen de literaire wereld. Dezelfde figuren die in de media het ene boek na het andere negeren, bekleden vervolgens een positie bij het Letterenfonds waar ze beslissen over de financiële toekomst van diezelfde auteur die ze zelf niet bespraken. Een systematisch proces waarbij de invloedrijken hun macht consolideren en de nieuwe stemmen smoren voordat ze gehoord kunnen worden. Het getuigt van een totaal gebrek aan fatsoen als je beide stoelen denkt te mogen bezetten: en als je niet begrijpt waarom dat zo is, dan hoor je al helemaal niet in de literaire wereld thuis.
Laten we dus eens kijken naar de ‘kunstinhoudelijke argumenten’ waar deze machtige mediamensen mee zwaaien:
Het gaat over een eenling versus het systeem.
Hij heeft last van grootheidswaanzin .
Er staan samenzweringstheorien in het boek.
Muziek en poezie, dat is niet nieuw.
Zij beweren dat mijn werk slechts het verhaal van een eenling tegenover het systeem vertelt, dat het vervuld is van grootheidswaanzin, doorspekt met samenzweringstheorieën, en dat het ‘thema’ van muziek en poëzie uitgekauwd en niet vernieuwend is (terwijl het nadrukkelijk over A.I. ging) Zijn dit kunstinhoudelijke argumenten?
'Mijn boek 'De Eeuwige Ontgroening' beoogt juist te onthullen dat het niet simpelweg een verhaal is van één tegen allen, maar een verhaal dat de collectieve strijd van schrijvers tegen het verstikkende systeem van culturele ontgroening illustreert. Ik gebruik de levens en werken van Reve, Hermans, en Snoek niet alleen als voorbeelden, maar als bewijs van de onzichtbare maar alomtegenwoordige ketens van misbruik die creatieve geesten binden.
Verder hef ik de sluier op van de poëzie van onderdrukten, zoals Livaditis die schreef onder de schaduw van de Griekse burgeroorlog, Can Yücel die gevangen zat voor zijn vertalingen van Che Guevara, en Tadic wiens gedichten fluisterden met de kracht van stille verzet. Deze dichters en hun werken zijn geen bijzaak in mijn boek; zij zijn essentieel om te begrijpen hoe poëzie en muziek als vormen van verzet kunnen dienen, verre van clichématig of achterhaald.
En dit alles vatten de ‘lokale beroemdheden’ in uw commissie vervolgens samen als ‘de strijd van een eenling versus het systeem’ en dat systeem, tja, dat zijn zij natuurlijk zelf. Het spijt me, maar dat is een wel erg domme en ronduit stuitend foutieve beschrijving van dit werk. Het is zo scheef en verwrongen dat ik het enkel kan zien als opnieuw een pesterij in de lange reeks van pesterijen waarop het Letterenfonds mij tracteerde, waarschijnlijk omdat ik me niet conformistisch genoeg opstelde of niet de juiste politieke kleur had.
Dan het volgende lumineuze punt: de samenzweringstheorie. Hier moeten we opnieuw aan de bel trekken: hoe is het in vredesnaam mogelijk dat deze term ontbreekt in het zwartgelakte verslag van de bijeenkomst, maar dat de ‘Invallerares klassieke talen’ die met 1 literaire referentie meteen directeur mocht komen spelen in haar brief over die bijeenkomst wél rept over de samenzweringstheorieën in mijn boek? Heeft ze dat zelf verzonnen, want het boek lézen was er klaarblijkelijk niet bij: een goed deel van boek gaat juist over de samenzweringstheorie als fenomeen welke volgens mijn boek gewoon een vorm van marketing is, en in hetzelfde licht moet worden bezien als de heksenjachten vroeger. En dat zou je kunnen samenvatten als ‘een boek vol samenzweringstheorieën’? Hemeltjelief, kan de ontgroening ooit voorbij zijn?
Maar dat uw directrice klaarblijkelijk de vrijheid geniet dingen aan de observaties van de leescommissie toe te voegen, ja, die vrijheid, daar wil ik het best opnieuw eens met een rechter over gaan hebben.
En laten we het ook eens hebben over hoe ‘kunstinhoudelijk’ dat ideetje zou zijn dat ik last heb van grootheidswaanzin omdat anderen mij met grootheden vergelijken en dat ik publiceer in gerenomeerde bladen. Hoort zo’n betiteling in een literaire beoordeling thuis? Is het een inhoudelijke beoordeling, of klinkt hier opnieuw weer kinnesinne door, misschien van mensen die zelf nooit met grootheden werden vergeleken en nooit internationaal voet aan de grond kregen?
Het past goed bij het totaalplaatje: het idee van literatuur is niet dat je door twee belangrijke critici als talent van je tijd werd opgemerkt (Komrij en Gerbrandy) maar dat je je eeuwig moet ‘bewijzen’ voor een corrupte staatscommissie met 'lokale beroemdheden’, die voorts het hele rapport volplempen met verdachtmakingen en psychologische groepsterreur en dat alles ook nog eens anoniem en zwartgelakt over je mogen uitstorten: welkom in De Eeuwige Ontgroening!
Een stijgende lijn moeten laten zien tot je dood, is dat een literair concept? Schreef Gerard Reve naar mate hij ouder werd steeds betere boeken? Welnee, het is faliekante onzin van de ergste soort, die bovendien ook nog eens tegen de mensenrechten weet in te druisen. Daarover loopt nu nog een rechtszaak.
In de echte literatuur moet een auteur zich ‘bewijzen’ TOT hij door die critici als belangrijke stem van zijn tijd wordt opgemerkt. Een moment dat geen van de lokale beroemdheden in uw commissie ooit leerden kennen - zij zijn geen belangrijke schrijvers, dat weten ze wel, dat weten ze tot in hun diepste poriën. Maar dat neemt niet weg dat ze met een dubbele pet op de literatuur binnendringen, optredend als zowel scheidsrechters als spelers in een veld waarvan zij de regels naar eigen inzicht scheppen en aanpassen. Dit dubbele petje illustreert een intrinsiek conflict in de literaire wereld, waarbij degenen die beoordelen vaak dezelfde zijn die zelf een erkenning missen als significante auteurs. Hun plaats in de commissie dient niet alleen als een machtspositie maar ook als een schijnvertoning van literaire relevantie.
Het literaire landschap zou idealiter een meritocratie moeten zijn, waar schrijvers zich door hun werk en niet door politieke of sociale connecties bewijzen. Echter, de realiteit is dat vele van deze 'lokale beroemdheden' nooit de kritische lof of publieke erkenning hebben ontvangen die hen tot 'belangrijke stemmen' van hun tijd zou bestempelen. Hun diepe besef van dit tekort aan eigen literaire gewicht weerspiegelt zich vaak in hun benadering van nieuwe of onderscheidende stemmen binnen het veld.
Dat is niet alleen kwalijk, dat is zelfs dodelijk voor het literaire bedrijf. Toen ik in 2017 een bezwaar tegen een soortgelijke commissie won, omdat er in de samenvatting doorklonk dat ik ‘een buitenstaander was die niet bij de groep hoorde’ dachten de regelende krachten binnen het Letterenfonds klaarblijkelijk dat het allemaal nog niet genoeg was - opnieuw krijg ik dezelfde onzin weer op mijn bord, de eenling tegen het systeem, de samenzweringstheorie, de grootheidswaanzin en als klap op de vuurpijl sluit uw gloednieuwe directrice haar brief af met een nauwelijks verhulde referentie naar mij als een ‘gek’. Zozo, die zit. Wat een gevatheid, wat een heerlijke reeks pesterijtjes.
Je moet het het Letterenfonds nageven dat ze wel dúrven, tijdens een lopende rechtszaak die juist gaat over dit pestende gedrag met de overtreffende trap van dit gedrag voor het voetlicht komen. Maar ik ben eerlijk gezegd bang dat dit precies het verkeerde type lef is, het is het lef van de onaantastbare, die zich achter een systeem verschuilt en weet dat hij zelf niet te raken valt. De schakende grootmeester, waar ik het gister al even over had. De man die Martine Bibo en Welmoet Tideman als sneeuw voor de zon liet verdwijnen. Jan Jansen, van Informatiebeheer 2.
(de kritische weerslag die ik tot aan Baah Baaah Krakschaap kreeg kan men hier vinden)
Voor de rest volstaat het bezwaarschrift dat ik over deze kwestie schreef, dat ik op een later tijdstip met mijn lezers zal delen. Op naar meer inspirerende wateren.
‘Italie’, door de schilder Enrico Robusti
Wat een perfecte weergave van mijn shirtconflict afgelopen week. En precies met de Venetiaanse streep ook, waarin de gondeliers zich ook kleden. Ik vind dit echt zo’n ijzersterk werk. Die halfheilige man, die eigenlijk alleen uit dat shirt bestaat en middels onderdrukking zijn eigen ongereptheid kan blijven beleven. Is dit ook niet een beetje het Letetrefonds, waarin de schrijvers onderdrukt dienen te worden om de Staat glad te blijven strijken?
Ik kan me nog heel vaag het gevloek van mijn moeder herinneren, over de prijzen van de gondeliers destijds. Ik heb nu geen gondelritje gemaakt - ze vragen er honderd euro voor, voor mij te duur maar in principe vind ik dat geen onredelijke prijs, immers ze duwen er een uur een boot voor rond. Oplichterij vind ik het dus geenszins.
De kleding van gondeliers is strikt gereguleerd door de gondelier-gilde in Venetië. Elke gondelier moet zich houden aan deze kledingvoorschriften, wat helpt om een uniform en herkenbaar uiterlijk te behouden dat bijdraagt aan de toeristische aantrekkingskracht van de stad. Er wordt ook gezegd dat elke streep een van de Venetiaanse eilanden vertegenwoordigt, hoewel dit meer een moderne romantische interpretatie lijkt dan een historisch gefundeerd feit.
Gister heb ik nog een gedicht van me (Liefde is voor Amateurs, ik meen oorspronkelijk uit Sauseschritt) tot een muziekstuk weten maken samen met JMH, Je Moerhussel. Ik vind het een heel geslaagd nummer geworden:
Ik heb nu 250 abonnees op Youtube. Is dat ook grootheidswaan? Het is nog niet erg veel, maar ik ben er ook pas een maand of drie echt bezig. Ze hebben het bijzonder ingewikkeld gemaakt om enige vorm van succes te hebben op sociale media. Je moet bijna grootheidswaanzin hebben om het toch te proberen. Zou het dat dan zijn?
Martijn Benders, 19-08-2024