Slushpuppie in een Vaas van je Oma.
Ik maak nu ook videoclips. Niet zoals de studio’s met tientallen assistenten, lichttechnici en cameramensen, maar in een haast afgeslankte soloversie waarin de middelen tot een minimum zijn gereduceerd en de scheppingsdrang tot een maximum is opgeblazen. Zes minuten aan scènes gegenereerd in enkele dagen, een ritueel dat vroeger minstens een jaar van je eenzaamheid zou hebben geëist. En de muziek? De band ben ik zelf. De tekst? Uit mijn pen ontsproten. Alles, van het eerste trillende beeld tot de laatste echo van geluid, werd door mijn hand uit de lucht gegrepen.
Is dit poëzie? Voor mij wel, in elke cel en vezel. Ik durf zelfs te zeggen: het is meer ‘poëzie’ dan wat doorgaans poëzie probeert te zijn, meer poëzie dan die geknutselde woorden op papier die zich tegen elke klank en vorm aandrukken, smekend om erkenning, hopend dat ze door iets groters worden omarmd. En toch, in de ogen van velen, blijft dit werk ergens in een niemandsland zweven, buiten het koninkrijk van de ‘echte’ poëzie. Voor hen telt enkel het herkenbare stempel, de vertrouwde vorm. Ze evalueren niet het werk zelf, maar of het voldoet aan de criteria in hun hoofd: voldoet het aan hun idee van wat ‘poëzie’ zou moeten zijn?
Surrogaatmensen, dat zijn het. Ik zeg het zonder enige verontschuldiging, en misschien wel met een provocatie, een zweem van spot. Deze mensen leven in een wereld waarin ze zich vastklampen aan de mallen die hun gedachten bedwingen. Ze herkennen poëzie aan haar schaduwen, haar omlijning, zoals men een paspoort controleert bij de grens.
Ik moet daaraan denken als ik het achtmiljardste morele toneelstukje met symboolpolitiek bezie dat de tweede clownkamer weer eens opvoert. Is dat politiek of kluchtkunst? Ze hebben nu al voor elkaar dat het als ‘normaal’ wordt gezien dat je het over het deporteren van minderheden gaat hebben.
In deze tijd van symboolpolitiek, waarin zelfs de meest fundamentele waarden worden uitgehold en opgeofferd aan de goden van de populariteit, lijkt het alsof alles wat ooit oprecht was, in surrogaatvorm is herrezen. Politieke retoriek is verworden tot theater, een klucht die zijn eigen absurdisme niet eens meer doorheeft. En het publiek dat nog rest, het gehoorzame publiek, slikt het zonder protest, zoals het ook de surrogaatpoëzie zonder enige kritische noot consumeert.
We hebben het punt bereikt waarop het vermogen om kritisch te denken bijna een historische relikwie is geworden. Men is tot zulks niet meer in staat. Kritisch denken vereist een goed werkend evaluatiecircuit in de bovenkamer, een mechanisme dat ons in staat stelt om ideeën en verschijnselen niet alleen waar te nemen, maar ze ook te onderzoeken, in vraag te stellen, en uiteindelijk af te wegen op hun eigen merites.
Het is een complex en fijnmazig systeem, dat evaluatiecircuit in de bovenkamer. Een circuit dat zich door evolutie heeft verfijnd tot iets uiterst gevoeligs, met schakelingen die ons in staat stellen om niet alleen onze directe omgeving waar te nemen, maar ook de abstracties en lagen daarachter te begrijpen, te ontleden, te wegen. Het vermogen om te twijfelen, de kracht om veronderstellingen omver te werpen, om ze te toetsen aan de realiteit – het is dit evaluatieve proces dat de mens onderscheidt, dat de cultuur voedt en de wetenschap voortstuwt.
En toch, zoals we het nu zien, is dit subtiele systeem van kritisch denken kwetsbaarder dan ooit. Het gevoelige brein harmonieert niet met landbouwgiffen, microplastics, medicijnresten, en door lipide vetdeeltjes gedragen MRNA. Deze stoffen infiltreren ons lichaam, nestelen zich in onze hersenen, en lijken onze gedachten verder kort te sluiten, ons vermogen tot reflectie te temperen. Waar ooit ruimte was voor nuance, lijkt nu een vlakke eenvoud te overheersen. Waar we ooit konden navigeren door gelaagde ideeën, volgen velen nu enkel nog de meest rechtlijnige paden.
Wat dat MRNA betreft: aanvankelijk riep men dat deze deeltjes ‘enkel op de injectieplek’ de cellen zouden zoeken. Dat is de grootste kletskoek die je zou kunnen verzinnen: het is onmogelijk iets in de bloedbaan te injecteren wat zich niet door het lichaam verspreidt, sorrie. Dat weet toch een kind van vijf al? Je kunt wel zeggen dat de meeste van die deeltjes lokaal al iets weten vinden, maar er zal altijd een deel via de bloedbaan zich verspreiden.
En aangezien die lipide vetdeeltjes zijn gemaakt om de hersenbarriere te kunnen slechten betekent dat dat ook in je hersenen die MRNA werkzaam gaat zijn en spike proteines gaat produceren. Zonder dat ook maar iemand een flauw benul heeft wat dat in de praktijk betekent: nul onderzoek naar gedaan. Een levend experiment op de hele wereldbevolking. Het zal niet zo zijn dat er grote hoeveelheden vreemd MRNA een giftige eiwittenfabriek in de hersenen poogt openen: maar het idee alleen al, waarom zou je dit in vredesnaam doen? Waarom het risico nemen?
Om een verkoudheid te bestrijden?
Lees nog eens wat ik hierboven schreef over dat evaluatieproces.
U groet,
Martinus Benders