Verziekte positivistische recensiecultuur
...dankzij krampachtig beleid van het Letterenfonds...
Ik schrijf nog altijd aan de juridische onderbouwing voor de zaak op 22 oktober. Hier een klein tipje van de sluier, betreffende dat mallotige systeem welke ambtenaren verzonnen voor schrijvers, waardoor we nu met een 90% positieve recensiecultuur zitten opgescheept die de literatuur echt kapot maakt:
Het beleid van het Letterenfonds heeft geleid tot een 'alternatief recensiecircuit', waarin auteurs elkaars werk recenseren om meer financiële steun te verkrijgen. Dit gebeurt vaak uit noodzaak, omdat grote krantenrecensenten (die deel uitmaken van dat kleine christelijk netwerk) hun werk negeren. Hoewel ik deze mensen hun keuze niet kwalijk neem, kies ik ervoor niet aan deze praktijk deel te nemen. Deze situatie is het resultaat van bestuurlijke onkunde.
Er is geen literair precedent voor het 'tellen van recensies'—een schrijver wordt niet beter door het aantal recensies dat hij verzamelt. In de literatuur is het van belang dat je wordt opgemerkt door vooraanstaande critici. Recensies van amateurlezers zijn misschien aangenaam, maar hebben weinig invloed op de literaire waardering.
Ook de 'positiviteit' van recensies betekent helaas weinig, zeker in een omgeving waarin wederzijdse positieve beoordelingen een vereiste zijn geworden om als schrijver te kunnen overleven. Overal zijn netwerkers die positief over elkaars werk schrijven, maar aan die positiviteit kan geen literaire waarde worden ontleend. Waarom? Omdat deze recensies vaak meer gebaseerd zijn op wederzijdse belangen dan op een objectieve beoordeling van literaire kwaliteit. Kortom, door slecht beleid te voeren heeft het Letterenfonds bijgedragen aan een verziekte consensusmarkt met minstens 90% positieve recensies, volslagen nietszeggend, waardoor de poezie flink aan populariteit heeft ingeboet.
De volledige stukken moet ik voor 10 oktober aan de rechtbank aanleveren, na die datum zijn ze ook voor de gedaagde beschikbaar en dus publiek, en na de rechtszaak zal ik ze ook met jullie delen.
Muziek, muziek, geef ons muziek!
Volgens Jurgen was de titel ‘'te brabants’, ik citeer:
Muzikaal sterk, ook wat technische kwaliteit betreft, inbreng van eigen stem klinkt goed. Titel / tekst niet zo aan mij besteed, past goed in de Brabo-narco-muziekscene die al decennia welig tiert, is aan deze nuchtere Twent niet helemaal besteed.
Goed, goed, brabonarcotitel misschien, maar ik vind de alliteratie in dit geval bijzonder, die ook vragen oproept over hoe je die ‘Me Too’ of ‘Mittoo’ eigenlijk uitspreekt (tow?) en een leuke friettenttour met een pruik op ligt in het verschiet, maar zal ook te kluchtig overkomen op een nuchtere Twent.
Ik denk zelf dat FRIETENT ME TOO’ het brabanste woord ooit is.
Ik zing op deze track inderdaad ook zelf mee.
Ik neem de tijd voor het album. Het is niet meer direct gekoppeld aan mijn dichtbundel, die twee worden aparte projecten. De bundel heeft een nieuwe omslag en een nieuwe titel:
Vanmorgen schreef ik een gedicht over Lachtropius, de vergeten schilder van dit prachtwerk. Hij leefde in de ‘Gouden Eeuw’ maar verkocht geen enkel werk,
in Amsterdam kreeg hij geen voet aan de grond, weer een uitstekend voorbeeld van hoe de Hollandse Cultuur niet zo heel veel op heeft met echte talent - slechts de muntvariant weet begeestering op te roepen, al dan niet in de vorm van recensies.
Martijn 25-09-2024
In een koortsdroom heb ik je je carrière wel eens zien afronden als eenmansband, spelend op een elektronisch orgel in overdekte winkelcentra, met nabij een bejaardentehuis en bij de parkeerplaats die friettent. En een lol dat je had, met die pruik op. Kan allemaal in Brabant en omgeving, ik heb het zelf gezien. Maar die nieuwe bundel ziet er ook goed uit.