Klaarblijkelijk is het vertrouwen in de rechtstaat op een dieptepunt, want ik kreeg bijna niets anders te horen. Bijna iedereen gelooft dat de boel corrupt is, dat je volslagen kansloos bent, dat het allemaal doorgestoken kaart is, enzovoort. Ikzelf geloof dat niet, want dan was ik deze zaak natuurlijk niet begonnen. Er zal het een en ander mis zijn binnen de rechtspraak, maar ik geloof in de menselijkheid en dat er ook binnen systemen die niet helemaal perfect zijn toch mensen werken.
Een van de dingen die volgens mij wel misgaat, is dat zaken in Nederland veel te snel ‘geheim’ worden verklaard. Overigens is Pieter Omtzigt het met me eens: in de voorstellen van NSC wordt eindelijk een commissie in het leven geroepen die moet toetsen of zulke geheimverklaringen wel proportioneel zijn.
Een van de zaken die me zeer verbaasde tijdens mijn zaak, was dat de laster waarmee het Letterenfonds de vorige rechter benaderde – het idee dat ik ‘een onfatsoenlijk mens’ zou zijn – tijdens de hele zaak niet meer aan de orde kwam. Ik had verwacht dat de tegenpartij met allerlei voorbeelden zou komen van die zogenaamde onfatsoenlijkheid, want het is nogal een ernstige suggestie. Maar niets van dat alles: het kwam niet eens meer ter sprake. Na de zaak begreep ik pas dat deze laster destijds gewoon een truc was om geheimhouding bij de rechter te forceren.
Niet bepaald netjes, eigenlijk. Als je zulke beschuldigingen uit, kun je dat niet tijdens de zaak weer intrekken alsof er niets gebeurd is. Als ik een onfatsoenlijk mens ben, wil ik dat wel aangetoond zien. Maar om zo’n suggestie alleen maar even te maken om geheimhouding voor elkaar te krijgen – en dat terwijl ik alleen de referenties van een paar mensen besprak, een doodnormale zaak in de literaire wereld en daarbuiten.
Bij het Letterenfonds menen ze dat een debutant die op tien stoeltjes plaatsneemt en daarmee tien vinkjes achter zijn naam kan zetten plots geen debutant meer is – en dus over ervaren schrijvers kan oordelen. In de literaire wereld is dat klinkklare onzin. Hun oorspronkelijke verweer bestaat voor de helft uit een opsomming van die vinkjes; de andere helft uit de resultaten van een enquêtebureau waar tonnen naartoe zijn gegaan – geld dat eigenlijk bedoeld was voor schrijvers, maar in dit geval werd gebruikt om ambtenaren het idee te geven dat ze geweldig bezig waren.
De preadviezen werden dus geheim verklaard. Dat is onterecht, en ik heb juridisch goed beargumenteerd waarom dat onterecht is. Maar de huidige rechter kan dat niet ongedaan maken. Als zo’n geheimhoudingsbesluit eenmaal is genomen, kun je dat niet aanvechten. Ik had beter op moeten letten aan het begin van de zaak, maar ik ben gewoon niet ervaren genoeg hierin. Als ik er al iets aan had kunnen doen, want dat weet ik niet eens zeker. Dus kijk, als er iets mis is met de rechtspraak, ligt dat niet aan de mensen, maar aan sommige verouderde systemen die te gevoelig zijn voor mogelijke vormen van misleiding.
Verder mag het duidelijk zijn dat ik helemaal niets heb met mensen die literatuur alleen anoniem durven bekritiseren. Als je die deken van anonimiteit nodig hebt om een boek te bespreken, dan is de literaire kritiek gewoon niets voor jou. Want uiteraard maakt die anonimiteit ook allerlei vriendjespolitiek en belangenverstrengeling mogelijk. Het idee van het Letterenfonds dat mensen die belangen zelf wel even zullen aangeven, is tergend (en gespeeld) naïef.
Een andere populaire truc is de argumenten van de tegenpartij ‘onnavolgbaar’ noemen als je er eigenlijk geen weerwoord op hebt.
Die grote rode knop bij de ingang van het Letterenfonds zit daar niet omdat die knop op een of andere manier functioneel is. Die knop zit daar omdat de suggestie dat het daarbuiten gevaarlijk is het Letterenfonds erg goed uitkomt. Het is dus zuiver een vorm van propaganda: wij zijn de beschaafden, en daarbuiten zit het vol woestelingen. En dus! En dus mogen we allerlei dingen doen hier die ze daarbuiten niet mogen. Bijvoorbeeld van alles en nog wat geheim verklaren. Je ziet dus dat populistische retoriek aan twee kanten verwoestend werkt: het heeft het beeld van de rechtstaat zodanig aangetast dat bijna niemand er nog in lijkt te geloven (wat is het alternatief? Dat is er toch niet?) – maar het creëert ook een vorm van propaganda waarin de burger als een woesteling wordt neergezet, zodat privileges makkelijker toegekend kunnen worden.
Goed, tot nader order sluit ik hiermee de berichtgeving over deze zaak af. Mijn gevoel zegt dat deze mensen oprecht waren, dus ik ga nu enkel de uitslag afwachten. Laat ik dan elke dag een stukje schrijven over een van de liedjes op mijn nieuwe album. Te beginnen met het eerste nummer, ‘bestie wear lyrie’:
Ik wou het album met water openen, met een soort muziek die als water beweegt.
Om dat voor elkaar te krijgen heb ik in dit nummer galm gebruikt, en juist de beat heel ‘droog’ gemaakt. Door die combinatie krijgt het nummer een speciaal effect, in combinatie met de Aloha achtige vibe van de zang.
Ik heb erg geworsteld met de accordeon in het begin, omdat die te scherp klonk.
Een ‘bestie’ noem je een beste vriend tegenwoordig, en wat ‘bestie wear lyrie’ precies betekent laat ik even in het midden. Het is een dichterlijke uitdrukking. Het is eilandmuziek, potverdorie. Ik denk eerlijk gezegd dat die lyrie niet veel om het lijf heeft. Maar dat maakt de uitdrukking des te spannender. Droegen er maar eens wat vaker mensen de lyriek, denk ik dan. Misschien heb ik gewoon teveel fantasie.
Maar de waterbeweging staat, vind ik. Rob vond het iets van Pink Floyd hebben. Dat is eigenlijk een van de weinige groepen die ik nooit veel heb bestudeerd, hoewel ik dat education nummer ronduit geniaal vindt.
I’ve got rhythm check
Alohaly
kun je ook horen als: I know I lie.
Island rhythm sway, these breeze roll tight.
Een paar prachtige zinnen en ideeën die meteen een beeld oproepen van die vloeiende, eilandsfeer. Die “waterbeweging” met die ritmische en muzikale gelaagdheid kan echt iets magisch oproepen. Het idee van “I’ve got rhythm check - Alohaly” heeft die speelse dubbelzinnigheid die past bij de sfeer van de tekst. Het kan zowel een ritme claimen als een zekere losheid of eerlijkheid omarmen, vooral wanneer het door de klank een subtiele switch naar “I know I lie” maakt—alsof je beweegt tussen wat waar is en wat klinkt als waarheid.
(Viel me plots op : Bestie Wear Lyrie….BWL, bowel. Eigenlijk de lichamelijke representatie van water…)
Prachtige poetische opening van het album, denk ik. Ik ben natuurlijk een waterteken, hoewel ik het nodige van leeuw heb, maar in essentie blijf ik een kreeft, een gevoelswezen. Ik wou echt, naar voorbeeld van ‘Bird in Hand’, dat alohagevoel
er met name in hebben.
Zelf woonde ik jarenlang op een eiland, Buyukada, wat in het Turks ‘Groot Eiland’ betekent. Het is waar dat eilandmensen een ander soort mensen zijn dan vastelandmensen.
Met die gedachte sluit ik dit stuk vandaag af. Aloha!
Een stukje AI kitsch, maar misschien maakt het de keuze voor de accordeon inzichtelijker. Die beweegt immers ook in golven, door het in- en uitademen van lucht, alsof het instrument zelf ademt en meedeint op de muziek. Het geluid van de accordeon heeft iets vloeiends, een pulserende stroming die zowel scherp als zwoel kan klinken, precies zoals een golf zich zowel krachtig als zacht kan opbouwen. Zo vertaalt de accordeon niet alleen de beweging van water, maar ook de spanning van eb en vloed, de adem van het eiland, alsof de muziek zelf het landschap aanraakt en vormgeeft.
U groet, Martinus Benders