Toen ik ergens aan het begin van deze eeuw het gedicht Tot Besluit van Menno Wigman onder ogen kreeg dacht ik, hee, dat is toch een gedicht van Roethke?
I have known the inexorable sadness of pencils,
Neat in their boxes, dolor of pad and paper weight.
Roethke, Dolor
Hij heeft alleen van de pennen copyrettes gemaakt. Het was zo’n beetje het gedicht waar Wigman beroemd mee raakte, en nergens hoorde ik iemand iets over Roethke zeggen, en ik was er vanuit gegaan dat Wigman zelf zou hebben vermeld dat het hier om een pastische op Roethke ging. Nee dus.
Ik moest er zijn bundel ‘Dit is mijn dag’ voor kopen om het met eigen ogen te zien: elke referentie naar Roethke ontbreekt. Dat is toch ietwat eigenaardig. Plagiaat zou ik het niet willen noemen, het gedicht wijkt tezeer af van dat van Roethke om zulke termen te gebruiken. Maar toch vind ik dit vreemd. Zeker als men je al beschuldigde van een geleende stem. Als je een pastiche op een ander maakt is het gebruikelijk dat je de bron noemt.
In een interview zegt Wigman ergens vaag iets over leentjebuur spelen, maar hij noemt de naam Roethke niet. Over het waarom daarvan grijp ik in het duister.
Natuurlijk, Nederland heeft een enorme traditie in leentjebuur spelen, bijvoorbeeld in de muziek. Bijna elke Nederlandstalige hit blijkt als je deze analyseert afkomstig uit landen waar de copyright wetten wat minder streng worden gehandhaafd. Maar Roethke, die is toch te bekend? In Nederland klaarblijkelijk niet.
De Karpersimulator
Ik voelde Huub Beurskens argument al aankomen: die gaat het als het niet anders meer kan op kwaliteit gooien. De structuur mag corrupt zijn geweest, wij gingen wel degelijk voor de kwaliteit en kozen voor de bundel met de passief-agressieve titel de karpersimulator. Karpers staan bekend als suffe vissen, als je die ook nog eens gaat simuleren - en dat de titel van je bundel maakt - dan geef je al te kennen wat je eigenlijk echt over de dichtkunst denkt. De copyrette van hierboven, maar in versufte vorm.
En dat tref je dan ook aan. De bundel heeft maar liefst 33 hele korte gedichten. Bij zo weinig gedichten mag je er dan beter voor zorgen dat elk gedicht ook echt goed is.
Laat ik er hier een aantal als voorbeeld posten:
Bovenstaande is dus al 10% van de hele dichtbundel. Wie vindt dit wereldpoëzie? Niemand toch - het is een soort lauwe stand-upcomedy, en niet eens grappig. Zelfs als stand-upcomedy zou het bar slecht zijn. Menkveld lijkt het genre "gedicht" te hebben verward met een kladversie van een dialoog in een sitcom die niet door de eerste selectie kwam.
Nieuwe knieën. Misschien had Menkveld zelf ook nieuwe knieën nodig om de route naar een beter bestaan in te slaan. Het valt niet mee, zo’n kweekvijver, waar je steeds de wil van de commercie van de literatuur moet dienen - waar komt spoken word vandaan? Niet uit Amerika, welnee. Erik Menkveld heeft het uitgevonden.
Nee, Beurskens, je kunt me wat met je ‘kwaliteit’! Naast je zat aan linkerzijde iemand die dankzij Menkveld op het festival geprogrammeerd stond, en aan rechterzijde iemand die dankzij Menkveld het als dichter bij de Bezige Bij mocht proberen.
Als dit het beste is wat de Bezige Bij te bieden heeft, dan kunnen we concluderen dat de kweekvijver eerder leeggepompt dan volgegooid moet worden.
Dit is dus zo’n beetje de context van mijn recensie uit 2006. Menkveld gooide het over een andere boeg, en Uitgeverij van Oorschot schreef een recensiewedstrijd uit. Ik schreef er toen deze recensie over.
Wat schetst mijn verbazing: toen ik in 2009 op Poetry International aankwam om een uur of 16.00 - recht uit een brak hotel op de Amsterdamse wallen - was daar een vergadering bezig, waarin Menkveld een heel dwingende aanwezigheid had. Dat is ietwat eigenaardig, want de man was alleen de presentator die avond (waarom trouwens? De man heeft nooit iets gepresenteerd daarvoor of nadien) en hij werkte als sinds 2002 niet meer bij Poetry. Waarom zit hij dan zo dwingend mee te vergaderen?
Dat doet een presentator normalerwijze toch niet?
Ik was te moe destijds om me erin te verdiepen. Nu kom ik echter bij het deel tussen reigerfilm en Cubaanse sigarenbar, het deel dat vorige keer op zwart ging. Erik Menkveld droeg op het podium uit mijn bundel het gedicht ‘Hoe God ruikt’ voor. Waarom dat gedicht? Het is best een goed gedicht, maar zeker niet het beste gedicht uit de bundel. Maar het is wel het gedicht uit de bundel dat het meest op de standup comedy lijkt waar Menkveld schijnbaar zoveel mee had. Nadat hij het gedicht had voorgelezen ging ik samen met Bart het podium op en droegen we ‘Lezen is Lezen’ voor. Na de performance moest Menkveld me bloemen overhandigen, en dat deed hij door me met de bos bloemen te slaan, wat zijn idee was van een grapje, er hing namelijk een soort ijzige stilte, wellicht omdat niemand een touw had kunnen vastknopen aan deze vertoning.
Maar dat ‘slaan met de bloemen’ grapje werkte ook niet echt. Ik geloof dat hierna de rood aangelopen Wim Brands (Uitgeverij van Oorschot) het podium op ging.
Dit alles is zuivere Hakim Bey: het scheppen van een Tijdelijke Autonome Zone. Dit doen tijdens een prijsuitreiking is een volslagen nieuw concept. Juist tijdens dit soort gebeurtenissen zijn is de scripting oppermachtig: alles staat al vast, de Status Quo is een van top tot teen voorgeprogrammeerd gebeuren.
Ik gaf mijn bos losgeslagen bloemen symbolisch aan Ester Naomi Perquin (Uitgeverij van Oorschot) die buiten op de gang had staan toekijken. Zij weigerde de bos bloemen in ontvangst te nemen, dus toen heb ik ze aan Alexandra gegeven.
Daarna zijn we Rotterdam ingelopen.
Dit alles was dus de voorgeschiedenis van de eerste TAZ die in de Nederlandse dichtkunst werd geschapen. De tweede vond plaats tijdens de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, toen ik als BERT op de uitreiking verscheen. Beide waren als TAZ bijzonder geslaagd. Meer over de Tijdelijk Autonome Zone kun je lezen in het werk van Hakim Bey, bijvoorbeeld hier:
https://archive.org/details/T.A.Z.TheTemporaryAutonomousZoneOntologicalAnarchyPoeticTerrorism
O, en kijk trouwens eens wie we daar hebben:
Mijnheer van Deel, de ‘befaamde’ Trouw recensent, hoewel deze uitspraak over het voortreffelijke dichterschap zich niet in de krant laat traceren. Wel vond ik daar deze vreemde passage van Onno Blom (Uitgeverij de Bezige Bij):
Ondanks het feit dat hij 'De Bij' nog altijd een warm hart toedraagt, raakte Menkveld teleurgesteld over de toenemende verzakelijking in de literaire uitgeverswereld: “Ik ging op een manier naar boeken kijken die me niet bevredigde. Het is steeds meer zaak dat de auteurs die in je fonds zitten ook succes hebben. Redacteurs moeten steeds meer gaan kijken naar het mogelijke verkoopsucces dan de literaire kwaliteit.”
En dan, als kers op de taart, nog dit:
Wat die laatste prijs betreft: mocht de jury Menkveld werkelijk willen bekronen, dan zal hij dat weigeren. De Buddingh'-prijs wordt namelijk uitgereikt door het bestuur van Poetry International. Menkveld wil alle schijn van partijdigheid vermijden, ook al was bij de publicatie van 'De karpersimulator' nog geen sprake van zijn verhuizing naar Poetry.Alle aandacht voor zijn poëzie moge voor de buitenwereld plotseling zijn gekomen, voor Menkveld zelf is het
We nemen het voor kennisgeving aan, mijnheer Blom! Het mag allemaal nu het fascisme en het nepotisme wereldwijd overal welig begint te tieren klein bier lijken - kiezen ze voor de gek of voor de aangestuurde pop? Volgens Zizek zou als je een land zo dwingend de wereld laat aansturen ook de hele wereld er stemrecht moeten krijgen. Dat is de meest zinnige observatie die ik ooit over de USA zag. Ze hebben Zizek inmiddels naar de zijlijn weten werken: zijn roem was van korte duur toen bleek dat het hem menens was.
The West has become a totalitarian space – the space of a self-defensive hegemony defending itself against its own weakness.’ (Jean Baudrillard) - citeert Vighi in de salon, waar Zizek ook nog altijd publiceert (en ook ik, ik zal weer eens wat gaan inzenden).